
-
1
- Zeef het bakmeel en doe in een mengkom. Voeg 50 g suiker en het zout toe en roer even om. Maak een kuiltje in het midden.
-
2
- Los de gist op in de melk en giet dit in het kuiltje. Verdeel de zachte boter in stukjes en voeg toe samen met het ei. Kneed alles goed met de handen tot een stevig deeg. Maak er een deegbal van, duw deze wat plat en wikkel in keukenfolie. Leg minstens 1u in de koelkast.
-
3
- Maak intussen suikerwater. Doe het water in een kookpot en warm op. Doe er de suiker bij en roer tot de suiker is opgelost. Zet het suikerwater in de koelkast tot verder gebruik.
-
4
- Bestrooi je werkvlak met bloem en rol het deeg erop uit met een deegrol tot een grote ovaal van ongeveer 0,5 cm dikte.
-
5
- Snijd de boter in plakken en verdeel volledig over 2/3den van het deeg. Laat het laatste 3de vrij. Vouw het niet bedekte deegdeel over het middelste deel en vouw er dan het andere derde over. Rol uit met de deegrol.
-
6
- Vouw het uitgerolde deeg opnieuw op dezelfde manier en rol opnieuw uit. Doe die nog tweemaal.
-
7
- Snij het deeg in repen van ongeveer 5 cm en rol deze goed uit met een deegrol. Bestrooi met een handvol rozijnen en druk lichtjes aan door er met de deegrol over te gaan.
-
8
- Snijd ruitvormen van ongeveer 5 op 7 cm uit de repen. Rol de deegruiten rond je vinger begin hiervoor bij de punt. Sluit goed en leg op een bakplaat die bedekt is met bakpapier. Laat voldoende ruimte tussen want de boterkoeken moeten nog verdubbelen.
-
9
- Verwarm je oven voor op 220 °C.
-
10
- Bak de boterkoeken 6 minuten in je oven op 220 °C. Verlaag de temperatuur naar 180 °C en bak de boterkoeken nog eens een 12-tal minuten. Haal uit de oven en bestrijk met het suikerwater voor een glanzend laagje.