Voor de vulling
-
1
Schil de appels, verwijder het klokhuis en snijd ze in blokjes.
-
2
Meng de appelblokjes met het citroensap, de bruine suiker, kaneel en bloem. Zet apart voor later gebruik.
Voor de taartbodem
-
1
Doe de bloem, suiker en zout in een keukenmachine en mix kort. Gebruik de pulsknop. Voeg de boter toe en mix opnieuw heel kort.
-
2
Voeg dan lepel voor lepel het ijskoude water toe. Mix elke keer heel kort. Het mengsel is klaar als het glad is.e.
-
3
Bestrooi het werkvlak met bloem en kneed het deeg kort in je handen tot een bal.
-
4
Verdeel het deeg in tweeën tot twee ballen en druk het deeg weer plat. Wikkel de twee stukken deeg in huishoudfolie en laat minstens een uur rusten in de koelkast. Haal ze uit de koelkast en laat ze 5 minuten rusten op kamertemperatuur.
-
5
Verwarm de oven voor op 190 graden. Bestuif het werkvlak met bloem en rol het deeg volledig uit tot een dikte van 3 mm. Leg het deeg in een taartvorm. Druk het deeg stevig tegen de randen van de vorm en verwijder het teveel.
-
6
Rol de tweede bal deeg uit. Snijd lange slierten van het deeg en zet apart.
-
7
Voeg de appelvulling toe aan het deeg en schik de deegstrengen in een ruitpatroon over de vulling. Verwijder overtollig deeg van de randen. Bestrijk het deeg met eigeel.
-
8
Bak de taart halverwege gedurende 50 tot 60 minuten, of tot de korst een mooie gouden kleur heeft. Haal de taart uit de oven en laat afkoelen.